Taakvelden

Onderwijsachterstandenbeleid, Peuteropvang en voorschoolse educatie
Het Rijk en de VNG maakten bestuurlijke afspraken om te bereiken dat alle peuters gebruik kunnen maken van een voorschoolse voorziening. Dit betekent dat gemeenten zich moeten inspannen voor voldoende en financieel toegankelijk aanbod in een voorschoolse voorziening voor alle peuters waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. Gemeenten hebben op grond van de Wet Primair Onderwijs ook de opdracht om te zorgen voor voldoende aanbod van voorschoolse educatie in aantal plaatsen en spreiding, zodat doelgroeppeuters kunnen deelnemen aan Voorschoolse Educatie (VVE). Dit aanbod moet voldoen aan een aantal kwalitatieve eisen.
Met ingang van 1 januari 2020 is de nieuwe Subsidieregeling peuteropvang en VVE in werking getreden. Alle peuters met een risico op onderwijsachterstanden kunnen 16 uur per week naar de peuteropvang. Vanaf 2022 moeten er meer HBO-ers betrokken zijn bij de uitvoering van VVE. Dit werken wij in 2021 verder uit samen met de kinderopvanginstellingen.

Volwasseneneducatie
In de periode 2021-2024 moeten we nieuwe maatregelen treffen rondom laaggeletterdheid en volwasseneneducatie. Aandachtspunten zijn:
-   aandacht voor het bereiken van de groep NT1-ers;
-   de kwaliteit van het aanbod;
-   monitoring van het bereik en de resultaten.
Het Rijk kent hiervoor extra middelen toe per arbeidsmarktregio.
We moeten hiervoor vóór 1 januari 2021 een plan maken (dit was eerder 1 juli, maar dit werd uitgesteld).
We leggen in de voorbereiding de verbinding met de nieuwe wet inburgering om de aanpak zo veel mogelijk sluitend te maken.

Met ingang van 1 januari 2013 werken de Zeeuws-Vlaamse gemeenten samen op het
gebied van de uitvoering van leerplicht, Regionale meld- en coördinatiefunctie Voortijdig
schoolverlaten (RMC) en het behandelen van de aanvragen leerlingenvervoer. Het
Regionaal Bureau Leerlingzaken Zeeuws-Vlaanderen (RBL) is organisatorisch
ondergebracht bij de gemeente Terneuzen. Wij geven uitvoering aan de afspraken die wij in september 2020 maakten in het kader van het voortijdig schoolverlaten.

In het najaar van 2020 komt de nieuwe modelverordening van het leerlingenvervoer beschikbaar. Wij onderzoeken samen met de collega-gemeenten in Zeeuws-Vlaanderen in hoeverre wij deze modelverordening willen overnemen. Wij onderzoeken de mogelijkheden om, met inachtneming van onze wettelijke verantwoordelijkheden, te onderzoeken of we de kosten van het leerlingenvervoer kunnen terugbrengen. Wij zullen u hierover in 2021 een advies aanbieden.

Al een aantal jaren werken de schoolbesturen voor basisonderwijs, kinderopvanginstellingen en de Zeeuws-Vlaamse gemeenten samen om te komen tot een toekomstbestendig aanbod van voorzieningen voor onderwijs en opvang. Zo zijn er de startgroepen om de doorgaande ontwikkelingslijn te versterken en de weglek naar Vlaanderen (momenteel ongeveer 1300 leerlingen in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs) te dempen. We bieden peuters in de grensstreek een aantal dagdelen peutersopvang gratis aan, zodat zij kiezen voor het aanbod in onze regio en vervolgens instromen in het Zeeuws-Vlaamse onderwijs.

De Taskforce Voortgezet Onderwijs concludeerde al, dat de continuering van de startgroepen belangrijk is om het instroompotentieel in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, MBO en HBO in Zeeland op niveau te houden en vroeg hiervoor aandacht in haar rapport. Het voortgezet onderwijs is dan ook bereid om de komende vier jaar 400.000 euro te investeren in de startgroepen in de regio.

We hebben een plan voor het verduurzamen van de startgroepen, waarbij de Zeeuws-Vlaamse gemeenten, het basisonderwijs en de kinderopvang de komende jaren ieder een gelijke bijdrage leveren aan de startgroepen. Uw gemeenteraad nam hierover in september 2019 een besluit. Ook voeren wij een kwantitatieve en kwalitatieve evaluatie uit. Deze vindt uiterlijk 2021 plaats.

Medio 2020 werd duidelijk, dat de ‘kraamkamer van Zeeuws-Vlaanderen’ deel uitmaakt van de nieuwe regiodeal. Binnen de regiodeal zetten wij niet alleen in op het verkrijgen van (tijdelijke) middelen voor de startgroepen, maar met name ook op regelruimte voor onderwijs en opvang. Onze intentie is immers om de startgroepen structureel te behouden. Dit is mede afhankelijk van de mogelijkheid voor het basisonderwijs om te mogen blijven investeren.